Deeleconomie kent groot groeipotentieel in België

De ING International Survey gaat in op de deeleconomie, het tegen betaling delen van onderbenutte goederen of diensten tussen consumenten.

De ING International Survey gaat in op de deeleconomie, het tegen betaling delen van onderbenutte goederen of diensten tussen consumenten.

Belgen zijn weinig vertrouwd met het begrip deeleconomie, maar toch neemt minstens 8,5% van de Belgen er aan deel. Het type-profiel van de deelnemer aan de deeleconomie is jong, hoog opgeleid en stedelijk.
Zorg voor het milieu (49%), het uitsparen van geld (48%) en de bijverdienste (39%) zijn de meest geciteerde redenen waarom iemand participeert in de deeleconomie. Belangrijke vaststelling is dat de deeleconomie een zeer groot groeipotentieel heeft. Tegenover de minstens 8,5% respondenten die er nu al aan deelneemt, zegt maar liefst 44% van alle respondenten dat ze zouden overwegen om in het komende jaar specifieke artikelen te delen.
23% van de Belgen spreekt zich uit voor een strenge regulering van nieuwe spelers, 32% voor een ‘andere’ regulering.

De deeleconomie is meer ingeburgerd dan de term

Momenteel lijkt de deeleconomie aan een flinke opmars bezig te zijn. Tal van initiatieven waarbij consumenten onderling goederen delen of diensten aanbieden, springen als paddenstoelen uit de grond. Airbnb, Blablacar of Peerby zijn gekende voorbeelden. Digitale technologie en de verspreiding van mobiele toestellen hebben deze nieuwe trend versterkt. Toch hebben de meeste Belgen (76%) nog nooit van de term ‘deeleconomie’ gehoord (grafiek 1). Van wie de term wel kende (24%), zegt slechts 1 op de 10 er al aan deelgenomen te hebben: 2% van alle respondenten.


Dit komt omdat de term ‘deeleconomie’ op zich vrij nieuw is. Want wanneer we Belgen onze definitie (zie kader) voorleggen en hen vragen of ze in het afgelopen jaar bepaalde specifieke zaken tegen betaling gedeeld of geleend hebben, zoals een auto, een fiets of huishoudelijke apparaten, komen we aan het veel hogere deelnamepercentage van 8,5%. Aangezien de lijst die we aan de respondenten voorlegden slechts een selectie van artikelen was , kunnen we stellen dat minstens 8,5% van de Belgen aan de deeleconomie deelneemt. Dat cijfer kunnen we opsplitsen in zij die alleen maar uitlenen (1,7%), zij die alleen maar ontlenen (4,3%) en zij die zowel uit- als ontlenen (2,5%). Zelfs bij de effectieve deelnemers aan de deeleconomie gaf slechts de helft aan dat ze al van de term hadden gehoord.

Wat is de deeleconomie? 

De deeleconomie is een manier van consumeren waarbij consumenten tijdelijk tegen betaling onderling onderbenutte goederen en diensten delen. Deze definitie bevat vijf kenmerken:

1.Er wordt gedeeld tussen consumenten, die niet noodzakelijk kennissen zijn.

2. Doorgaans gaat het om het delen van onderbenutte goederen of diensten. Dit sluit de verdoken commerciële activiteiten uit, waarmee vooral Airbnb en Uber vaak controverse oproepen.

3. We maken een onderscheid tussen het delen van goederen en het verlenen van diensten tussen consumenten. Blablacar, Taxistop en Uber behoren tot de laatste categorie: hierbij worden autoritten gedeeld, geen voertuigen. In dit onderzoek concentreren we ons vooral op het delen van goederen.

4. Het gaat om tijdelijke toegang tot goederen. Ze veranderen niet van eigenaar. Het gaat dus ook niet om (ver)huren op (middel)lange termijn.

5. Het gaat om betaalde transacties. Onbetaald delen tussen vrienden, kennissen of buren blijft in de huishoudelijke sfeer. Dit sluit heel wat initiatieven uit, zoals lokale deelnetwerken van huishoudelijke apparaten of gereedschap zoals Peerby, of bijvoorbeeld Couchsurfing, een website waar gratis logeerplaatsen worden aangeboden.

Wat deelt men?

Wat hebben de Belgen het afgelopen jaar gedeeld? We maken een onderscheid tussen ontlenen van iemand, en uitlenen aan iemand. Belgen ontlenen vooral auto’s (3,5%), vakantie-accommodatie (3,1%) en fietsen (1,8%) (grafiek 2). Wat uitlenen betreft, gaat het vooral om kleren (2,0%), een auto (1,4%) en kinderartikelen (1,3%) (grafiek 2). Het valt op dat er voor verschillende artikelen meer particulieren zijn die ontlenen dan uitlenen. Voor auto’s kan men dit verklaren door het bestaan van gecentraliseerde deelsystemen zoals Cambio. In het geval van vakantie-accommodatie, kan dit wellicht deels verklaard worden doordat Belgen er meer gebruik van maken in het buitenland. 
 

Wie deelt?

Het type-profiel van de deelnemer aan de deeleconomie is jong, hoog opgeleid en stedelijk. Bij de 18- tot 24-jarigen en de 25- tot 34-jarigen loopt het aantal deelnemers op tot 15,5%, bij de mensen met een masterdiploma tot 14,0% en bij de Brusselaars tot 16,1%, alle drie sterk boven het gemiddelde voor België van 8,5%. Bij de jongeren is vooral het lenen van vakantie-accommodatie, auto’s en fietsen populair. Bij de mensen met een masterdiploma betreft het vakantiewoningen en auto’s. De Brusselaars, waarvan er slechts 65% een auto heeft (tegenover het Belgisch gemiddelde van 80%) deelden het afgelopen jaar het vaakst een auto vergeleken met de andere Belgen: 10,0% onder hen, tegen een nationaal gemiddelde van 3,5%. Ook logies scoorden in Brussel met 8,3% veel beter dan de nationale 3,1%. Ten slotte deed ook het fietsdelen het goed in Brussel: 5,0% tegenover de nationale 1,8% (slechts 46% van de Brusselaars heeft een fiets, tegenover 66% van alle Belgen). Bij deze drie groepen gaven ook veel meer mensen aan dat ze hun deelname het komende jaar nog zouden optrekken.

Op zich hoeft dit niet te verwonderen. Jongeren en hoger opgeleiden zijn beter vertrouwd met de moderne technologie waarop de nieuwe deeleconomie steunt. 72% van de mensen met een masterdiploma en 89% van de 18- tot 24-jarigen heeft dan ook een smartphone, tegenover een Belgisch gemiddelde van 58%. Bij jongeren, maar vooral bij hoger opgeleiden lijkt het vertrouwen in anderen ook hoger te liggen. Deze groepen zijn veel meer geneigd om met anderen te delen dan ouderen en lager opgeleiden, of het nu de nabije familie, kennissen of buitenlanders betreft. Stedelingen (Brusselaars) hebben dan weer veel minder zelf een vervoermiddel (auto of fiets), wellicht omdat het openbaar vervoer er sterker ontwikkeld is en het gebruik van een personenwagen er veel moeilijker is (verkeer, parkeerplaats). Omwille van de bevolkingsdichtheid en de schaal zijn de mogelijkheden om te delen er veel groter. Ten slotte beschikt Brussel over een aantal deelsystemen (Villo, Cambio, Uber) die niet of minder aanwezig zijn in de rest van België.


Waarom deelt men?

Milieuzorgen (49%) en geld besparen (48%) zouden voor de Belgen de twee belangrijkste beweegredenen zijn om aan de deeleconomie deel te nemen. Indien één enkel goed door verschillende consumenten wordt gedeeld, spaart men immers zowel natuurlijke grondstoffen als geld uit. Gemakkelijk bijverdienen (39%) en het versterken van het sociaal weefsel (36%) zijn wat minder belangrijk. Deze vier redenen scoren sterker bij jongeren en hoog opgeleiden (groepen die relatief vaker deelnemen) dan bij ouderen en lager opgeleiden. Regionaal bekeken vinden deze redenen echter niet de meeste aanhang in Brussel, maar wel in de regio Luik, Namen en Luxemburg. Bij zij die effectief het afgelopen jaar gedeeld hebben, speelt echter vooral het financiële mee: geld besparen (als ontlener) en bijverdienen (als uitlener).

De deeleconomie heeft een groot potentieel …

Uit de hierboven besproken cijfers blijkt dat de deelname aan de deeleconomie al bij al beperkt blijft. Verdere ontwikkeling en adoptie van de technologie en het ontstaan van nieuwe initiatieven zouden tot een grotere participatie van de Belgen kunnen leiden. Op korte termijn zou de deeleconomie een flinke groei kunnen kennen: 25% van de Belgen zegt dat hun deelname aan de deeleconomie in de komende 12 maanden zal toenemen. Opnieuw worden de resultaten echter onderschat door het feit dat de term onbekend is. Want wanneer we vragen of Belgen zouden overwegen om specifieke artikelen te delen in het komende jaar, reageert 44% van alle respondenten positief. Dat cijfer kunnen we weer opsplitsen in zij die alleen maar willen uitlenen (7%), zij die alleen maar ontlenen van anderen (14%) en zij die zowel uit- als ontlenen (23%). Dat wijst er toch op dat de deeleconomie een groot potentieel heeft.

Wat zouden de Belgen dan zoal willen delen het komende jaar (grafiek 3)? Als het op ontlenen aankomt, overwegen Belgen vooral om vakantie-accommodatie (26%), huishoudelijke apparaten (21%) en sportuitrusting (15%) te ontlenen (grafiek 3). Wat uitlenen betreft, wordt de top 3 gevormd door huishoudapparatuur (20%), fietsen (13%) en elektronica (12%).

… maar er blijven heel wat obstakels …

Op dit moment blijven er bij velen nog heel wat obstakels die de deelname aan de deeleconomie verhinderen. 54% van de Belgen maakt zich zorgen om verzekeringen, en 38% wantrouwt de kwaliteit van de gedeelde artikelen. De wetgeving vormt ook een hinderpaal: Belgen zouden veel meer geneigd zijn om te delen indien het wettelijk gemakkelijker werd gemaakt. Dat gaat dan vooral over het delen van boeken, muziek en films (55% van de Belgen). Maar ook het delen van huishoudapparaten, woningen en personenwagens zou met een gemakkelijkere wettelijke omkadering door een flink kwart van de Belgen overwogen worden.

… en vertrouwen is cruciaal

Om het potentieel van de deeleconomie verder in te schatten, zijn algemene attitudes met betrekking tot delen van belang. Het vertrouwen dat uitgeleende artikelen worden teruggebracht, en bij teruggave in goede staat verkeren, is immers essentieel voor de deeleconomie. Daarom bevroegen we de Belgen naar hun attitudes met betrekking tot delen.

55% vindt het doorgaans niet fijn als anderen hun bezit gebruiken. Paradoxaal genoeg zijn het vooral jongeren die het daar moeilijk mee hebben: bij de 18- tot 24-jarigen, die het meeste delen, loopt dit cijfer op tot 64%.

Daarnaast peilden we ook naar de personen met wie Belgen graag delen. Belgen zijn uiteraard het meest geneigd te delen met de mensen die het dichtst bij hen staan: hun familie en vrienden (grafiek 5). Ook buren en kennissen scoren nog niet zo slecht: meer dan 40% van de Belgen zou met hen willen delen. Delen met onbekenden ligt veel moeilijker: slechts één op de vijf zou willen delen met landgenoten en buitenlanders. Dit toont het belang aan van mechanismen binnen deelplatformen die vertrouwen tussen onbekenden kunnen scheppen, zoals online beoordelingen en berichtdiensten.

Kortom, de deeleconomie zou op korte termijn nog flink kunnen groeien, vooral als de technologie zich nog verder verspreidt, het wettelijk gemakkelijker wordt gemaakt en de deelplatformen inzetten op het bevorderen van vertrouwen tussen de gebruikers. Toch zal het waarschijnlijk nooit meer kunnen worden dan een aanvulling op het klassieke privébezit, dat onmiskenbare voordelen heeft.

Hoe de deeleconomie reguleren?

De opkomst van nieuwe spelers zoals Airbnb en Uber heeft recent heel wat stof doen opwaaien. Door de bestaande regulering en fiscaliteit te omzeilen, zouden deze bedrijven deloyaal concurreren met de bestaande sectoren, respectievelijk hotels en taxi’s . Verschillende lokale en gewestelijke overheden hebben dan ook al maatregelen genomen om de regulering uit breiden naar de nieuwe spelers en het toezicht te versterken. Hoe staan de Belgen daar tegenover?

Minimaal reguleren is voor de meeste respondenten geen optie. Slechts 10% vindt dat de nieuwe spelers zo min mogelijk gereguleerd moeten worden (grafiek 6). De meningen over hoe de wetgever dan wel moet omgaan met deze nieuwe spelers lopen uiteen. Eén vierde vindt dat ze streng gereguleerd moeten worden (vooral 55-plussers), een derde dat ze andere regels nodig hebben dan de klassieke sectoren (vooral Brusselaars en mensen met een masterdiploma), en een derde heeft hier geen mening over.

(1) De ING International Survey is een internationale enquête die ING laat uitvoeren over het bankier- en betaalgedrag van consumenten in 13 Europese landen, de Verenigde Staten en Australië. Het onderzoek werd uitgevoerd tussen 16 januari en 2 februari 2015 via internet door het marktonderzoeksbureau Ipsos bij 1 030 volwassen respondenten in België.
(2) De lijst van artikelen die aan de respondenten werd voorgelegd, bevatte een auto, een fiets, kleding, kinderartikelen, huishoudelijke apparaten, een vakantiehuisje, elektronica en sportuitrusting.
(3) Aangezien in onze peiling slechts een onderscheid werd gemaakt tussen vijf regio’s (Oost- & West-Vlaanderen; Antwerpen, Limburg & Vlaams-Brabant; Brussel; Henegouwen & Waals-Brabant; en Luik, Namen & Luxemburg), kunnen we onze conclusie over stedelingen slechts staven met Brussel.
(4) Precies daarom worden deze twee initiatieven vaak niet tot de deeleconomie gerekend. Een groot deel van het aanbod op Airbnb, maar vooral op Uber, voldoet niet aan het onderbenutte karakter van gedeelde goederen, maar wordt speciaal voor het deelplatform gecreëerd (zie kader).

___________________

Voor meer informatie:
Anthony Baert, Economist, +32 2 547 39 95, anthony.baert@ing.be
Persdienst ING België: 02 547 24 84, pressoffice@ing.be
De volledige studie vindt u hier.


 

Vanessa Zwaelens

Head of External Communication