Skip to Content

De sector van de woonzorgcentra staat voor grote uitdagingen: vergrijzing, financiële betaalbaarheid en veranderende arbeidsmarkt

ING en Probis brachten in een grootschalige studie, waarbij een nooit eerder gezien aantal van meer dan 550 woonzorgcentra bevraagd werden, de trends in de residentiële ouderenzorg in beeld. In een vergrijzende en verzilverende omgeving worden de woonzorgcentra steeds geconfronteerd met nieuwe uitdagingen en dit op diverse gebieden zoals de vergrijzing, de financiële betaalbaarheid en een veranderende arbeidsmarkt.

De sector van woonzorgcentra blijft in belang toenemen. ING België nam daarom het initiatief om samen met Probis verder te bouwen op de studie van 2017. Op basis van een steekproef van ongeveer een derde van de Belgische voorzieningen (meer dan 550 voorzieningen) worden een aantal belangrijke sleutelindicatoren, evoluties en uitdagingen in kaart gebracht. De opsplitsing per regio (Vlaanderen, Brussel en Wallonië) en per type beheerder (not-for-profit, publiek en commercieel) tonen daarnaast ook de belangrijke onderlinge verschillen aan.

Saskia Bauters, Head of Public Sector & Social Profit ING België, licht toe: “Als adviseur en partner van diverse spelers in de sector van de woonzorgcentra wil ING België meer en meer up-to-date info verzamelen over deze sector die jaar na jaar aan belang toeneemt. Onze belangrijkste doelstelling is en blijft immers onze klanten waardevolle informatie te verschaffen die hen toelaat in te spelen op de trends en steeds een stap voor te blijven.”

De belangrijkste bevindingen van de studie kunnen als volgt worden samengevat:

  • Paradigmashift
    ​De sector van de ouderenzorg en zijn deelsectoren zijn in volle evolutie en verdere ontwikkeling. Terwijl het accent in de afgelopen decennia in belangrijke mate lag op de verdere uitbouw van de residentiële woonzorgcapaciteit (woonzorg en assistentiewoningen) is een paradigmashift begonnen waarbij ingezet wordt op het uitbouwen van een meer gediversifieerd zorgaanbod. Steeds meer beheerders en directieleden voelen aan dat de behoeften van senioren gewijzigd zijn en het klassieke woonzorgcentrum niet langer als enige antwoord naar voren geschoven kan worden. De overgrote meerderheid van de bevraagde voorzieningen heeft echter nog geen concrete plannen om op korte termijn een dagverzorgings-, een dienstencentrum of ambulante dienstverlening (bv thuiszorg) te organiseren.
  • Lagere bezettingsgraad
    De bezettingsgraad in de woonzorgcentra ligt iets lager dan 3 jaar geleden. Verklarende factoren zijn de wijzigende verwachtingen van de senior, de kortere verblijfsduur, alternatieve zorgvormen en de extra capaciteit. De meerderheid van de voorzieningen (71%) stelt echter dat structurele wachtlijsten - drie jaar terug wel nog van toepassing - vandaag minder of niet meer van toepassing zijn. Uit de bezettingscijfers en kwalitatieve sentimentsbevraging blijkt dat ongeveer 1/4de van de voorzieningen het moeilijk heeft om een maximale bezettingsgraad te behalen. In Brussel is dit omwille van de grootstedelijke context en de hoge capaciteit aan voorzieningen zelfs het geval voor de helft van de woonzorgcentra.
  • Toenemende zorgnood & dementieproblematiek
    De zorgnood is in de steekproef de afgelopen 3 jaar verder toegenomen van 76,2 tot 78,3%. In Vlaanderen blijft de zorggraad met een mediaan van 81% beduidend hoger dan Brussel en Wallonië (ongeveer 70%). Meer dan een derde van de bewoners kampt met een dementieproblematiek. Ook dit aantal is in de afgelopen 3 jaar toegenomen. De mediaan bedraagt 34,4% (vs. 32% in 2013-14). Om inzicht te verwerven in de regionale spreiding van het recruteringsgebied van de voorzieningen werd de afkomst van de bewoners bevraagd. Gemiddeld komt de helft (47,9% van de eigen gemeente), een kwart (25,5%) van de omliggende gemeenten en een kwart (26,6%) uit de ruimere regio. Deze cijfers illustreren dat hoewel de lokale opdracht en verankering voor de meeste voorzieningen (en senioren) erg belangrijk is er toch sprake is van mobiliteit binnen een ruimere regio.
  • Status quo aantal werknemers
    ​De personeelsinzet is ondanks de toename van de nood aan ondersteuning van de senioren ongeveer gelijk gebleven in de afgelopen drie jaar. De mediaan bedraagt 10,5 voltijdsequivalent verpleeg- en zorgkundigen per 30 bewoners. Binnen de steekproef is evenwel heel wat variatie aanwezig in functie van de subsidiëring, de regio en type beheerder.
    ​De huidige personeelsinzet is ook in belangrijke mate gekoppeld aan de instroom en uitstroom van nieuwe medewerkers. De vergrijzingstendens in onze maatschappij weerspiegelt zich eveneens in het zorgpersoneel. 1/4 van de voorzieningen noteert voor de groep verpleegkundigen een gemiddelde baremieke anciënniteit die hoger ligt dan 18,7 jaar, een weerspiegeling van de stabiliteit van de tewerkstelling binnen de sector. Voor zorgkundigen en paramedici (KEL/REA) is dit respectievelijk 13,6 en 15,6 jaar. Bovendien is het in heel wat regio’s niet eenvoudig om voldoende gekwalificeerd en gemotiveerd personeel zoals verpleegkundigen, zorgkundigen en kinesitherapeuten aan te werven. Respectievelijk 87%, 50% en 61% van de respondenten geeft dit aan. Voor ergotherapeuten, schoonmaakpersoneel en keukenpersoneel is dit minder het geval maar vormt dit tevens een aandachtspunt. Respectievelijk 30%, 19% en 25% van de respondenten geeft dit aan. 
  • Groeiend onevenwicht tussen regio’s en type beheerders op het vlak van financiering
    Enerzijds zorgt het verschillend regionaal beleid op vlak van bijkomende RVT-financiering voor een groter verschil tussen Vlaanderen en Brussel-Wallonië. Vlaamse voorzieningen worden hierbij beter gefinancierd om een adequate personeelsomkadering in te zetten. Concreet bedraagt deze extra omkadering per bewoner (ROB vs. RVT) ongeveer 75%. Dit zorgt tevens voor sterkere financiële prikkels om een hoge zorggraad na te streven. Anderzijds wordt het historisch verschil tussen de Vlaamse voorzieningen onderling, met een lagere financiering van de publieke en commerciële voorzieningen en een hogere financiering voor de not-for-profit, hierdoor kleiner.
  • Negatieve kijk op financiële toekomst van de organisatie versus extra investering in personeel
    ​Een meerderheid
    van de respondenten (57%) kijkt eerder negatief naar de financiële toekomst van de organisatie maar de overgrote meerderheid van de voorzieningen investeert toch volop in de zorg, vooral in zorgpersoneel. De mediane RIZIV-omzet bedraagt € 23.836 per bewoner. Het mediane percentage boven-norm bedraagt voor voorzieningen met een relatief lage zorggraad 23,7%. Voor voorzieningen met een gemiddelde en hoge zorggraad is dit ongeveer 17.  Gemiddeld investeren de voorzieningen 1.502 euro per bewoner per jaar extra aan de zorg voor de bewoners. In Vlaanderen ligt dit cijfer, ondanks de hogere RVT-financiering, iets hoger dan in de andere regio’s. Over de verschillende beheersvormen heen (not-for-profit, publiek en commercieel) blijkt dat de meerderheid van de voorzieningen deze inspanning levert.
Terug naar boven